Mijn vader en ik zitten samen in de kleine kamer. Ik houd mijn opa’s hand vast en we zwijgen met zijn drietjes. Je hoort alleen het zachtjes zoemen van zijn matras. Mijn opa ligt in een hospice in Rotterdam. Buiten schijnt de zon fel, zoemen hommels loom van bloem naar bloem, maar we krijgen daar binnen weinig van mee. Dat hoeft voor hem ook niet meer. “Ik ben het zat om elke ochtend wakker te worden en dan wéér die verdomde verwarmingspijpen te moeten zien,” zucht hij met zijn kenmerkende Rotterdamse accent.
Hij glimlacht verbeten als hij probeert iets te verliggen. Zijn medicatie doet niet veel meer tegen de pijn. Ik kijk naar zijn ernstig vermagerde gezicht. In weinig lijkt hij nog op de joviale, goedlachse en vooral sterke man die hij ooit was. Toch doet dat alles niks af aan zijn krachtige karakter. Hij neemt weinig hulp aan en probeert ons een hart onder de riem te steken, waar het eigenlijk andersom zou moeten zijn – zo in zijn laatste dagen.
Ik glimlach en mijn blik dwaalt af. Ik zie de katheterzak naast het bed: bijna vol. In de twee uur dat we nu hier zijn, is er nog niemand langs geweest. En dat terwijl het nou niet bepaald top druk is: alle patiënten liggen hier te wachten tot de dood hen komt halen. Veel van hen slapen voornamelijk. In de gemeenschappelijke tuin ligt het dienstdoende personeelslid intussen een sigaretje te roken – niet voor het eerst.
We drukken op de bel, maar, zoals wel vaker, er gebeurt helemaal niets. Als familie van een patiënt zit je in een lastige situatie. Ga je stennis schoppen omdat je opa niet de zorg krijgt die hij nodig heeft? Of kan je het beste gelaten toekijken, omdat je niet wil dat het personeel hem zijn laatste dagen zuur maakt? Hoewel mijn woede neigt naar dat eerste, schraap ik toch al mijn zelfbeheersing bij elkaar en haal hem persoonlijk op uit de tuin. Zonder enige vorm van excuses.
De dag erop zitten we weer naast zijn bed. Dit keer is mijn oma er ook. Ze pakt zijn hand, zoals ze al meer dan zestig jaar doet, en vertelt hem dat het goed is. Na een turbulent leven met zijn tweeën neemt ze hier afscheid. Te midden van het gezoem, dat onophoudelijk doorgaat en pas zal stoppen wanneer zijn hart ermee stopt.
Ik zit erbij als stille toeschouwer, mijn tranen branden. Van verdriet, van ontroering en het gevoel dat ik ze zoveel meer tijd samen had gegund, maar ook uit boosheid. Omdat ik vind dat iemand die zó ontzettend veel voor anderen deed, zo vrijgevig leefde, een mooier en vooral waardiger afscheid verdient. Ik vind het oneerlijk dat uitgerekend mijn opa eindigt in een hospice waar het personeel liever tijd besteed aan de zomerse temperaturen dan hun patiënten.
Het wrange is dat als je hier ligt en graag euthanasie zou laten plegen, de arts die verbonden is aan deze afdeling hier niet in mee wil gaan. Dat is uiteraard volkomen zijn goed recht, maar als je hier letterlijk ligt dood te gaan van de pijn is het vooral knap waardeloos. In plaats van iemand in een uitzichtloze situatie helpen, spenderen we liever honderden euro’s per dag aan medicatie per patiënt en ben je in deze fase van je leven compleet afhankelijk van mensen die óf overwerkt zijn, óf geen klap uitvoeren. Iets waar hoe dan ook niemand op zit te wachten, maar ook niemand iets aan lijkt te willen veranderen.
Op dat moment besluit ik mijn euthanasieverklaring tijdig te regelen en wanneer het nodig is goed uit te zoeken wie mij een handje wil helpen. Want fysieke pijn lijden is verschrikkelijk. Maar eindigen op een plek waar je compleet afhankelijk bent van iemand die daar helemaal geen zin in heeft, lijkt me zo mogelijk nog erger.
Dit artikel verscheen eerder op De Mamagids
Volg je Lotus Writings al op Pinterest?
Uitgelichte afbeelding ©Nuttapong punna – Shutterstock